Ontdek de 4 facilitatiemethodes die tijdens de Participatieworkshops werden verkend
12 mei 2025
De vierde module van de Participatieworkshops over het faciliteren van participatieve processen vond plaats op 2 en 25 april.
Tijdens deze twee dagen kregen een twintigtal deelnemers de kans om vier methodologische tools te ontdekken en uit te proberen. Deze werden ontwikkeld en voorgesteld door onderzoekers van de UHasselt: Oswald Devisch, Liesbeth Huybrechts en Louise Mazet.
De benadering
Deze tools zijn ontworpen om participatie inclusiever, reflectiever en beter afgestemd op de praktijk te maken. Ze combineren twee specifieke visies op participatie:
Een benadering van 'zorgzame participatie', die erop gericht is te begrijpen hoe verschillende groepen samenleven in het dagelijks leven, en van daaruit verbindingen te maken met institutionele projecten. Deze aanpak betekent dat iedereen moet kunnen deelnemen, ook wie minder tijd, energie, middelen of mogelijkheden heeft.
Participatief design, ingebed in de Scandinavische traditie: het gaat niet alleen om het verbeteren van een product of dienst, maar om het herdenken van hoe we samenwerken, publieke actie vormgeven en ruimtes of beleid ontwikkelen met de kennis van bewoners.
Facilitatie begrijpen als een houding
Vooraleer dieper in te gaan op de tools, benadrukten de twee dagen wat ‘faciliteren’ echt betekent. Meer dan een technische vaardigheid is faciliteren een specifieke houding: voorwaarden creëren zodat mensen met uiteenlopende achtergronden kunnen praten, samenwerken en samen verbeelden. Het vraagt om jezelf terug te trekken, ruimte te laten voor het onverwachte, en vertrouwen te stellen in groepsdynamiek.
Vanuit dit perspectief is elk gepresenteerd instrument geen kant-en-klare oplossing, maar een flexibel dialoogkader, een hefboom om collectieve intelligentie te ondersteunen. Deze tools kunnen worden hergebruikt, aangepast, gecombineerd of opnieuw geïnterpreteerd, afhankelijk van de context. Hier volgt een overzicht van de vier tools.
1) De zorgzame proefopstelling: vertrekken vanuit bestaande praktijken
Hoe start je een participatief traject als je niet vertrekt vanuit een duidelijk probleem, maar vanuit een vage situatie of een complex vraagstuk (zoals mobiliteit of sociale inclusie)? Deze eerste tool biedt daarop een antwoord via een gestructureerde interventiemethode in vier stappen:
Ontdekken: Welke collectieven zijn aanwezig in jouw projectgebied? Tot welke groepen wil je je richten? Hoe gaan zij om met het probleem of de problemen waarop jij wilt werken? Welke praktijken hebben ze hiervoor ontwikkeld?
Ontwerpen: Wat zijn de gedeelde praktijken en verhalen? Hoe zijn deze verhalen verbonden met jouw eigen verhaal? Hoe wil je deze verhalen vertalen naar concrete acties?
Uitdagen: Hoe test je het project? Welke kansen zie je? Welke obstakels zijn er?
Institutionaliseren: Welke actoren kunnen ons helpen om het project te realiseren?
Deze aanpak werd geïllustreerd aan de hand van een project in Bevel, een gemeente die geconfronteerd wordt met uitdagingen op vlak van mobiliteit, vergrijzing en sociaal isolement. In plaats van een externe, nieuwe oplossing op te leggen, observeerden de onderzoekers de bestaande lokale praktijken om samen met lokale ondernemers en bewoners een project op te zetten. Het resultaat: een lokaal platform met diensten die aangepast zijn aan de reële noden, zoals oplossingen voor carpooling en fietsverhuur voor mensen met beperkte mobiliteit.
2) De wijkdialoog: een gedeeld verhaal weven
De tweede voorgestelde tool is die van de zorgzame dialoog, een methode geïnspireerd door stedelijk onderzoek en co-creatie. Het begrip “dialoog” steunt op drie principes: wederkerigheid tussen de deelnemers, onvoorspelbaarheid van de uitwisselingen, en het ontbreken van een vooraf bepaalde tijdslimiet.
Concreet gaat het erom individuele projecten van bewoners (bijvoorbeeld een huis renoveren, een gedeelde moestuin aanleggen, een steegje herinrichten...) in gesprek te brengen om zo tot een gedeelde visie op de wijk te komen. Deze oefening verloopt in drie fasen:
Voorbereiding: deze voorbereidende fase omvat het verzamelen van bestaande projecten, het opstellen van projectfiches en het creëren van kaarten en visuele sjablonen.
Het wijkgesprek: de dialoog krijgt vorm rond gesprekstafels, begeleid door moderatoren. De deelnemers confronteren hun visies, ontdekken gemeenschappelijke belangen en formuleren samen voorstellen.
De verwerking: in deze cruciale laatste fase wordt de dialoog voortgezet met het oog op het vormen van coalities en het bereiken van een gedeeld toekomstbeeld voor de wijk.
De gepresenteerde voorbeelden toonden aan hoe deze dialoog kan leiden tot lokale coalities rond stadsontwikkeling, gedeelde diensten of sociale transformatieprojecten.
3) MAP-it : in kaart brengen voor een betere dialoog
MAP-it is een zeer visueel en speels instrument dat oorspronkelijk werd ontwikkeld om gesprekken over de publieke ruimte – vaak complexe onderwerpen – toegankelijker te maken. Het is gebaseerd op een methode van participatieve cartografie waarbij deelnemers stickers gebruiken om personen, objecten, relaties, risico’s... weer te geven.
De MAP-it workshops vinden plaats rond een kaart (meestal van de betreffende wijk), waarop groepen stickers aanbrengen volgens een vooraf bepaald scenario. Naast de moderator die de sessie begeleidt, krijgt elke tafel een eigen kleur en duidt elke groep een “rapporteur” aan die nota’s neemt en de conclusies aan de andere groepen voorstelt. Samen vormt dit een collectieve weergave van de kwesties, spanningen en kansen in het gebied.
MAP-it maakt positieve dynamieken mogelijk:
Participatie wordt aantrekkelijker door het gebruik van visuele taal en uitwisseling.
Participatie wordt versterkt door de mogelijkheid het gebruikte taalspel aan te passen aan de eigen noden: veel elementen zijn vastgelegd om een gemeenschappelijke structuur te handhaven, maar kaarten en stickers kunnen volledig herwerkt worden afhankelijk van de context.
Delen staat centraal: deelnemers delen tijd, methodes, kaarten, stickers...
Onder de gedeelde voorbeelden sprong die van de Europese wijk in Brussel eruit, waar MAP-it het mogelijk maakte om burgers, stedenbouwkundigen, ontwerpers en beleidsmakers met elkaar in gesprek te brengen over het gebruik van de openbare ruimte. Ook het praktijkvoorbeeld Kerksessies (werksessies over de toekomst van kerken) in Limburg werden aangehaald.
Dankzij het voorbeeld van de wijk Wiels aan de Zenne konden de deelnemers het instrument zelf uittesten.
4) Het Living lab : innoveren in de echte leefomgeving
Het laatste voorgestelde instrument is het Living Lab, een aanpak van open innovatie die plaatsvindt in de reële leefomgeving. Geïnspireerd door Scandinavische praktijken, vertrekt dit model van het opzetten van een tijdelijk of mobiel labo, in een wijk, gemeente of stad. Ideeën worden ter plaatse getest, samen met gebruikers, in hun dagelijks leven.
Het voorbeeld van De Andere Markt in Genk, dat tijdens de sessie werd gepresenteerd, illustreert de kracht van deze benadering. Na de sluiting van de Ford-fabriek ontstond er in dit gebied in transitie een living lab waarin antropologisch onderzoek, participatief ontwerp, het prototypen van diensten en het bouwen van netwerken tussen bewoners, verenigingen en instellingen werden gecombineerd.
Wat het living lab onderscheidt van de andere tools, is zijn lange termijn aanpak: het kan meerdere jaren duren en de projecten die eruit voortkomen, zijn bedoeld om verder te leven na afloop van de experimenteerfase. Bovendien blinkt het uit in het betrekken van ondervertegenwoordigde doelgroepen, vertrekkende vanuit hun vaardigheden in plaats van hun tekorten.
Verdere info
De ondersteunende documenten en sjablonen van de vier voorgestelde tools zijn hier beschikbaar:
Deze documenten zijn hulpmiddelen die je naar eigen behoefte kan aanpassen en herwerken. Het is aan jou om ze tot leven te brengen in je eigen projecten!
Deze artikelen zouden u kunnen interesseren
Schrijf je in voor de Participatieworkhops over het evalueren van participatieprocessen