Naar de inhoud gaan

Ervaring: De overlegcommissies van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement

Experiment | Beraadslaging en deliberatieve mini-publics

12 min

Thema
Overheidsinstelling, Burgerschap |


Bestuursniveaus
Regionaal


Participatieniveaus
Co-constructie | Medebeslissing


Graden van betrokkenheid
Collectief advies opbouwen | Beslissingen nemen


Deelnameacties
Burgerpanel en burgervergadering


Democratische waarden
Beraadslaging | Vervolgplicht | Inclusie


Lien vers la fiche initiative

Context

 

In december 2019 hebben het Parlement van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie enerzijds en het Parlement francophone bruxellois anderzijds hun gemeenschappelijk reglement gewijzigd met het oog op de mogelijkheid om overlegcommissies op te richten.

De bedoeling is dat overlegcommissies worden opgericht op basis van een burgervoorstel, ondertekend door minstens 1000 Brusselaars van 16 jaar of ouder, of op basis van een voorstel van een of meer fracties. Hun taak bestaat erin voorstellen voor aanbevelingen over een bepaald onderwerp uit te werken. De overlegcommissies bestaan voor driekwart uit burgers, die via een dubbele loting worden gekozen uit de Brusselse bevolking van 16 jaar of ouder, en voor een kwart uit parlementsleden, die lid zijn van de parlementaire commissie die bij het thema in kwestie betrokken is.

bron : https://democratie.brussels/pages/glossary_parliament

Doelstellingen

 

De overlegcommissies willen de groeiende kloof tussen vertegenwoordigers en vertegenwoordigden overbruggen door opnieuw de weg vrij te maken voor een rechtstreekse dialoog tussen verkozenen en burgers. Ze stellen Brusselaars, willekeurig gekozen door loting, in staat om actief deel te nemen aan de totstandkoming van het overheidsbeleid binnen het Parlement. Deze samenwerking tussen burgers en verkozenen heeft twee voordelen. Burgers krijgen enerzijds een beter inzicht in de interne werking van het Parlement en halen voordeel uit de input van kennis over het onderwerp waarover gedebatteerd wordt. Anderzijds kan de aanwezigheid van burgers en het delen van hun ervaringen helpen om parlementaire debatten niet langer te laten leiden door partijpolitieke verdeeldheid tussen meerderheids- en oppositiefracties. De uitdaging van deze loskoppeling is dan ook om parlementariërs aan te moedigen ambitieuzere beslissingen te nemen, die verder gaan dan hun partijagenda en beter aansluiten bij de behoeften en realiteit van de bevolking.

Mobilisering en loting

Overlegcommissies kunnen worden opgericht door parlementsleden of na een "burgervoorstel" dat minstens 1000 handtekeningen verzamelt van inwoners van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (via het internetplatform , op papier of online). Het Parlement beslist om al dan niet een overlegcommissie over het voorgestelde thema op te richten. Als het besluit dit niet te doen, moet het de redenen hiervoor op hetzelfde platform publiceren.

De loting van de burgers vindt plaats in twee fasen onder de Brusselaars van 16 jaar en ouder, ongeacht hun nationaliteit. In de eerste fase worden 10.000 uitnodigingen per post verstuurd naar inwoners van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die bij loting worden gekozen. Volgens de diensten van het Parlement bedraagt de respons gemiddeld ongeveer 8%. In de tweede fase worden 45 of 36 deelnemers[1] gekozen via een tweede loting onder diegenen die interesse hebben getoond om deel te nemen aan de commissies, zodat een representatief panel van Brusselaars wordt samengesteld op basis van leeftijd, geslacht, geografische spreiding, opleidingsniveau en, in het geval van het Parlement van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, taal.

[1] De overlegcomités die de bevoegdheden van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie behandelen, tellen in totaal 60 leden (15 parlementsleden en 45 burgers). De overlegcommissies die de bevoegdheden van de Franse Gemeenschapscommissie behandelen, tellen in totaal 48 leden (12 parlementsleden en 36 burgers).

De commissies leggen in het bijzonder de nadruk op inclusie via specifieke maatregelen om de belemmeringen voor participatie bij vijf gemarginaliseerde groepen te verminderen: jongeren, mensen die ver af staan van participatie, mensen met een handicap, ouders, en mensen die moeite hebben met het spreken van Nederlands of Frans.

 

In principe is er voor iedere vergadering ook een specifiek voorbereidend overleg gepland. Het staat open voor alle burger-deelnemers en helpt om eventuele misverstanden die tijdens de vorige vergadering zijn ontstaan uit de weg te ruimen, maarook om de deelnemers zo goed mogelijk voor te bereiden op de volgende vergadering.

Zo is er kinderopvang voor kinderen van 0 tot 12 jaar en krijgen de deelnemers een vergoeding van ongeveer 80 euro (bedrag dat elk jaar wordt geïndexeerd) voor hun deelname aan de commissiebijeenkomsten. De gebouwen waar de vergaderingen plaatsvinden zijn toegankelijk voor personen met beperkte mobiliteit. Op verzoek wordt hulp geboden aan dove mensen, slechthorenden en slechtzienden. Om ook mensen te bereiken die geen Nederlands of Frans spreken, zijn de uitnodigingen in vijf andere talen beschikbaar op de website democratie.brussels. Mensen die dat wensen, kunnen zich ook laten vergezellen door een vertrouwenspersoon die ze tijdens het hele proces kan bijstaan door te tolken en te helpen om de debatten beter te begrijpen.

Participatievormen

 

Illustratie: Schema van een overlegcommissie, bron: https://democratie.brussels/pages/cd_schema

Een overlegcommissie verloopt in vier fasen: een informatiefase een overlegfase, een fase waarin aanbevelingen worden geformuleerd en een fase waarin het rapport wordt gepresenteerd.

Voorafgaand aan de informatiefase ontvangen burgers en parlementsleden een dossier waarin de thema's worden geschetst. Tijdens de informatiefase luisteren de deelnemers naar de verschillende experts uit de onderzoekswereld, overheidsinstanties, verenigingen en het maatschappelijk middenveld en stellen ze hen vragen, om zo een gedetailleerd en uitgebreid inzicht te krijgen in het onderwerp . De experts kunnen ook aanwezig blijven tijdens de overlegfase om eventuele vragen te beantwoorden.

Tijdens de overlegfase worden de deelnemers verdeeld in subgroepen van zes tot acht personen. Aan elke tafel zit een gespreksleider om eerlijke spreektijd te garanderen en te vermijden dat er druk wordt uitgeoefend tijdens de overlegfase.

Na de besprekingen aan iedere tafel worden de belangrijkste ideeën plenair gepresenteerd door woordvoerders. De ideeën worden besproken en beoordeeld door de experts, waarna de besprekingen aan de overlegtafels uitmonden in het formuleren van voorstellen. Deze voorstellen, gegroepeerd per thema, worden besproken, verder uitgewerkt en samengevoegd aan thematafels, voordat ze opnieuw plenair worden gepresenteerd door de woordvoerders.

Tijdens de fase waarin aanbevelingen worden gedaan, worden de deelnemers gevraagd hun mening te geven over alle aanbevelingen. De aan de thematafels voorgestelde en eventueel gewijzigde aanbevelingen worden door de woordvoerders opnieuw plenair gepresenteerd. Daarnaast worden in dezelfde fase de redenen toegelicht waarom bepaalde opmerkingen niet werden overgenomen.

Elk van de voorgestelde aanbevelingen wordt vervolgens eerst onderworpen aan een geheime burgerraadpleging en vervolgens aan een openbare, besluitvormende stemming door de parlementsleden. Als de meerderheid van de parlementsleden tegen de meerderheid van de burgers stemt of zich onthoudt, worden de betreffende parlementsleden gevraagd hun stem te rechtvaardigen. Aangenomen aanbevelingen worden doorgestuurd naar de vaste commissie belast met desbetreffende thema.

Voor meer informatie, "Vademecum van de overlegcommissies"

Resultaten en follow-up

 

De parlementsleden die deelnamen aan het overlegcomité zijn verantwoordelijk voor de opvolging van de aangenomen aanbevelingen. De opvolging kan op verschillende manieren gebeuren:

  • wetgeving invoeren (ordonnantie of decreet);
  • de minister interpelleren over het beleid ter zake (interpellaties/vragen);
  • de regering vragen om op een bepaalde manier te handelen (resolutie).

Na zes tot negen maanden worden de burgers die deelnamen aan de commissie uitgenodigd voor een vervolgsessie in het parlement om te horen hoe de parlementsleden en de ministers gevolg hebben gegeven aan elk van de aanbevelingen. Het debat wordt dan geopend om bepaalde punten te verduidelijken of om burgers de kans te geven hun mening te geven over de ondernomen acties.

Leerprocessen

 

Om een gevarieerde, verhoogde en zinvolle burgerparticipatie te garanderen, werden twee ideeën besproken. Ten eerste is voorgesteld om "burgerschapsverlof" in te voeren - naar het voorbeeld van het verlof dat wordt toegekend aan personen die worden opgeroepen om te zetelen als jurylid tijdens een assisenproces - . Dit verlof zou met name mensen uit gezinnen met een laag inkomen die atypische werktijden hebben, in staat moeten stellen om vrij te nemen van hun werk. Op die manier zouden ze kunnen deelnemen aan de commissies, die tot dusver in het weekend georganiseerd worden. Minder afwijkende vergadertijden zouden ook ten goede komen aan de parlementaire medewerkers die toezicht houden op de commissies en deze ondersteunen.

Ten tweede wordt overwogen omn de stem van burgers binnen de commissie, die momenteel puur raadgevend is, te veranderen, zodat deze hetzelfde gewicht krijgt als de stem van parlementsleden met beslissingsbevoegdheid. Een bindende stem van burgers kan ervoor zorgen dat ze gemotiveerder worden om deel te nemen aan de commissies, door ze effectieve beslissingsbevoegdheid te geven.